Gait Klaas
In een grijs verleden kochten we bij Gait Klaas, die een kiosk pal tegenover de toen nog lagere school uitbaatte, in het speelkwartier dan dit en dan weer dat. Ik kan me nog de dropveters herinneren en de salmiak. Gait Klaas was blind, maar pakte meestal op de tast - letterlijk blindelings - de gevraagde snoepwaar. Soms zat hij ernaast en zei dan altijd 'Ach, ach, ik zat ik er naast.' Dat gebeurde hem vrijwel nooit.
Als ik mijn ogen slluit probeer ik me hem te herinneren. Een weerschijn van hem op te roepen. Dat lukt me niet. De kiosk kan ik me gek genoeg wel voor het geestesoog toveren. In mijn verbeelding zie ik nog wel de man zelf, en zijn grote hand, een grote hand, waarmee hij feilos met een dropveter uit een trommel pakte, of een doosje salmiak of een taaitaaipoppetje. De kiosk van Gait Klaas stond tegenover de lagere school, dus een prima logistiek voor die tijd.
Ik kan het schoolplein met de kastanjebomen nog dromen, de knikkerplaatsen, het hoofd der school meester Harbers, die bij het betreden van het lolkaal van de zesde klas in zijn broekzak woelde en opdracht gaf het psalm van de week aan te heffen, niet zelden 'Heer ai maak mijn eigen wegen, door Uw woord en Geest bekend; leer mij, hoe die zijn gelegen, waarheen G' Uw treden wendt, Leid mij in Uw waarheid, leer IJv'rig mij Uw wet betrachten; Want Gij zijt mijn heil, o HEER, 'k Blijf U al den dag verwachten. Hij zat er denkelijk zelden naast, vermied ik.