Gaat u liggen
De middelbare school heb ik verlaten met het gemiddelde cijfer 8, niettemin wierp ik de gedachte aan doorstuderen verre van mij. Dat is achteraf natuurlijk eeuwig zonde, daar ik sedertdien saaie kantoorbanen aaneenreeg, terwijl het geploeter tijdens de verplichte avondcursussen slechts uitzicht bood op een armoedige periodiek in aanvulling op het schamele loon.
Ach, was ik maar psychologie gaan studeren. Vervolgens had ik mij als zelfstandig zielenknijper doen vestigen. U moet begrijpen dat het peuteren aan iemands persoonlijkheid eerst zinvol is, als betrokkene plaats neemt op een ligbank. Mocht de horizontale patiënt nog wrevelig doen, dan biedt een kettinghorloge uitkomst. Men laat de onwillige bezoeker concentreren op het zwaaiende uurwerk, waarna de aanvankelijk defensieve mevrouw volkomen weerloos en slap op de canapé rust.
Ik noemde niet zonder reden een mevrouw – beter nog: juffrouw – omdat ik zelf weinig op heb met manvolk, dat vaak morrend doet, zich steeds schuldig maakt aan zelfbeklag en waarmee je moeizame gesprekken moet voeren over de forse rekeningen, die ik op grond van noeste leerdrang en opgedane expertise vanzelfsprekend uitschrijven mag.
Enfin: vrouwen, vooral dus de jongere exemplaren, ervaren dikwijls geestelijk leed van een complexe orde, dat langdurig onderzoek vereist. De vertrouwensband die aldus ontstaat, laat ruimte voor vriendschap en wellicht meer. De patiënt ligt er immers al. Ik haast mij op te merken dat zulks niet mijn doel kan zijn; er is bovendien vast wel een of ander hinderlijk protocol dat deze plezierige gang van zaken verhindert. Maar wat zich in de praktijk voordoet, valt onder het beroepsgeheim, zo besef ik mij plotseling. Hoe plezierig! Zeker wanneer men zich realiseert, dat gewone stervelingen zich zeer veel moeite en tijd moeten getroosten alvorens men tegen een vrouw kan zeggen: ga hier maar liggen.
In dat verband heb ik eveneens zitten peinzen, of een studie medicijnen niet aardig was geweest. Het “Doet uw kleren maar uit” was immers nog meer to-the-point gewest.
Wat heb ik toch veel kansen laten lopen.
TEKST: ERIK ENDLICH